In de auto luister ik naar een radioprogamma, vanuit een bejaardenhuis in Israël en aan het woord zijn o.a. een overlevende van een concentratiekamp, een vrouw met heftige sympathieën voor de Palestijnen en een vrouw die moest vluchten voor het Israëlische leger met achterlating van alles wat ze bezat. De discussies waren heftig en soms was er weinig begrip voor elkaar, maar toch, men luisterde wel. Ik was het niet altijd eens met wat er werd gezegd en hier en daar voelde ik een plaatsvervangende schaamte.
En toch kreeg ik een gewaarwording van vreugde, want natuurlijk mag ik blij zijn met het bestaan van mijn land en ik zing keihard en waarschijnlijk zeer vals mee met het Israëlische lied, dat uit mijn autoradio’tje klinkt.
Israël is na 60 jaar een land als elk ander land, de regering maakt grote fouten en ze leert er van. Maar het is ook een thuis voor mij, die als joods kind destijds in Nederland als staatsgevaarlijk werd gezien en met de dood werd bedreigd.
De kleine druiventros groeit er nu op en ik hoop, tot in het diepst van mijn hart, dat hij over twaalf jaar, wanneer hij achttien zal zijn, niet tegenover zijn Palestijnse buurman zal staan met een geweer in zijn hand, maar dat ze samen een falaffel gaan eten.
Eigen foto van mijn geliefde plek .
(tussen Nahariya en Rosh Hanikra)